Tijdschrift Landwerk, februari 2017

In het februari nummer van Landwerk deze keer o.a.:

Thema Natuurpact: Decentralisatie van het natuurbeleid

Met het Natuurpact in 2013 is een belangrijke stap gezet in de decentralisatie van het natuurbeleid van Rijk naar provincies. Uit een eerste evaluatie van het Natuurpact blijkt volgens de onderzoekers dat de provincies hun verantwoordelijkheid voor de Europese biodiversiteitsverplichtingen voortvarend hebben opgepakt.

In dit themanummer van Landwerk kijken we wat dat betekent: wat hebben de provincie dan eigenlijk gedaan? Hoe hebben ze hun nieuwe taak opgepakt? Wat betekent dat dan voor het natuurbeleid?

Centraal of decentraal?

Decentralisatie van beleid heeft altijd voor- en tegenstanders. Dat geldt ook voor de decentralisatie van het natuurbeleid. Voorstanders denken dat het efficiënter, goedkoper en beter kan.  Tegenstanders geloven dat niet en denken dat een decentrale aansturing het juist allemaal ondoorzichtiger en juist inefficiënter maakt.

Externe partners als uitvoerders van provinciaal natuurbeleid

De provincies hebben met de decentralisatie van het natuurbeleid in 2010 meer ruimte gekregen om het natuurbeleid en de uitvoering daarvan op een eigen wijze in te vullen. Dit was een kans om nieuwe uitvoeringsarrangementen te ontwikkelen om het natuurbeleid effectiever, efficiënter en met meer lokaal draagvlak uit te voeren.

De provinciale invulling: Gelderland, Zeeland en Groningen

Uit het PBL-onderzoek wordt duidelijk dat de twaalf provincies elk op een andere manier hun natuurbeleid vormgeven: ze hebben nu immers een eigen budget, eigen doelen maar vooral ook een eigen historie.

Weinig animo om op eigen grond natuur te realiseren

Met de decentralisatie kunnen provincies zelf bepalen op welke manier zij grond voor natuur beschikbaar willen maken. Ze zijn daarvoor niet langer afhankelijk van besluitvorming van Rijk en DLG.

Het leven na de Dienst Landelijk Gebied

Met de opheffing van de Dienst Landelijk Gebied mochten provincies voortaan zelf bedenken hoe ze de uitvoering van de projecten in het landelijk gebied gingen regelen. Voor de ene provincie een verademing, want geen bemoeienis meer van het Rijk. Maar andere provincies vonden zo’n centrale uitvoeringsdienst eigenlijk wel handig.