Voor het NOVI-themanummer heeft Landwerk voor het onderwerp krimp in het landelijk gebied Bettina Bock en Erwin van der Krabben geïnterviewd.  Hieronder kunt u de interviews lezen.

In de interviews zit een duidelijke richting en die leiden naar de volgende beleidsvoorstellen.

1. Krimp is niet een gegeven voor een aantal perifere gebieden, maar is het gevolg van groeibeleid dat lange tijd is gericht op het versterken van de stedelijke agglomeraties. Dus: krimp is niet langer een probleem van gemeenten, wijken of provincies, maar een zaak van nationaal belang.

2. Er zijn steden buiten de Randstad die versterking nodig hebben zodat ze kunnen uitgroeien tot nieuwe, aantrekkelijke agglomeraties. De dorpen en gebieden rondom deze steden zullen dan weer aantrekkelijk worden om te wonen. Bovendien kunnen deze steden aansluiting vinden bij Duitse en Belgische stedelijke agglomeraties. Het zijn daarmee dus geen perifere gebieden meer, maar springplanken naar het buitenland. Dat betekent dat er geïnvesteerd wordt in het verbinden van deze gebieden met het buitenland. Aansluitend bij de huidige trends lijkt het verstandig om in te zetten op de steden Zwolle, Groningen, Enschede, Arnhem/Nijmegen, Parkstad/Maastricht, Eindhoven.

3. Daarnaast kan het rijk investeren in de ontwikkeling van het platteland rondom de steden. Dat kan door subsidiëring van vernieuwingen en beheer van de openbare ruimte. Een duidelijk teveel aan woningen kan worden gesloopt en waar nodig en mogelijk vindt een vernieuwing plaats in het woning- en winkelbestand. Zo’n regeling zal wel dusdanig goed in elkaar moeten zitten dat de subsidie alleen in noodzakelijke gevallen gegeven wordt.

 

Wat is uw mening?