Het Rijk betaalt de investeringskosten van de invoering van de Omgevingswet, partners betalen elk wat nodig is om met de nieuwe wet te gaan werken. Dat hebben Rijk, VNG, IPO en Unie van Waterschappen in een akkoord afgesproken.
In het akkoord staan afspraken over de verdeling van kosten en besparingen die samenhangen met de invoering van de Omgevingswet:
- De Rijksoverheid betaalt investeringskosten, zoals kosten voor centrale digitale voorzieningen, het inrichten van informatiepunt(en) en het maken van opleidingen.
- Iedere partij draagt zelf de transitiekosten: kosten die nodig zijn om te gaan werken met de nieuwe wet, zoals kosten voor het volgen van opleidingen en organisatieveranderingen.
- De uitvoeringskosten worden via een verdeelsleutel gedeeld.
- Partijen behouden zelf de besparingen.
Aan deze afspraken zijn maximale bedragen gekoppeld. Het digitale stelsel dat ondersteunend is voor de wet wordt stap voor stap ingevoerd om de financiële risico’s beheersbaar te houden.
De invoeringsondersteuning wordt door de koepels en het Rijk collectief ingericht. Hiervoor wordt 35 miljoen euro gereserveerd.