Het afgelopen jaar zijn er in Nederland 153 windmolens bijgekomen, een recordaantal. Dat maakte brancheorganisatie NWEA, de Nederlandse Wind Energie Associatie, bekend op basis van cijfers van Windstats.
In totaal zijn er nu zo’n 2200 windmolens. De nieuwe molens zijn groter en leveren veel meer vermogen dan de bestaande molens. Met de nieuwe windmolens wordt voor 473.000 huishoudens aan windenergie opgewekt. In totaal staat de teller nu op 2,4 miljoen huishoudens, of 3379 megawatt. Vooral nieuwe molens op land hebben in de toename een aandeel (+406 megawatt in 2015, tegenover 129 megawatt op zee in 2015).
Bureaucratie kan doelstellingen in gevaar brengen
In het Energieakkoord is afgesproken dat er in 2020 minstens 6000 megawatt aan windmolens op land moet zijn, stroom voor ongeveer 4 miljoen huishoudens. Daarnaast moet in 2023 nog eens 4450 megawatt op zee zijn geplaatst.
Volgens Gijs van Kuik, directeur van het Windenergie Instituut van de TU Delft (DUWIND), is de kans groot dat in ieder geval de doelstelling over windenergie gehaald wordt. “Alleen bureaucratische problemen kunnen nog roet in het eten gooien.” Zo werd afgelopen maand de nieuwe elektriciteitswet weggestemd door de Eerste Kamer. Daarin wordt de bouw van windmolenparken op zee geregeld. Minister Kamp van Economische Zaken moet nu een nieuwe wet maken, waardoor de bouw van de parken zeker een half jaar vertraging oploopt.
Meer weerstand
Met de toename van het aantal windmolens neemt ook het aantal protesten toe, zowel onder bewoners als gemeenten. De weerstand tegen windmolens hoeft volgens Van der Pas niet een probleem te zijn. “Er lijkt meer weerstand te zijn, maar dat komt simpelweg doordat er meer plekken met windmolens bij komen. Er is daardoor plaatselijk meer oproer. Maar het aantal tegenstanders neemt niet toe.”