In de Omgevingswet wordt gepraat over de mogelijkheid om een integrale adviescommissie in te stellen voor adviezen over ruimtelijke ingrepen. Op sommige plaatsen gebeurt dat al in de praktijk. De Groningse adviesorganisaties Libau werkt bijvoorbeeld al enkele jaren op deze manier. Libau adviseert gemeenten en provincies over ruimtelijke vraagstukken, vanuit een integrale benadering van stedenbouw, landschap, welstand, cultuurhistorie en archeologie.

Atlasje

Theo Hoek, directeur van Libau, licht de werkwijze van Libau toe. In Oldambt werken ze met een ‘atlasje’; officieel een Kwalitatief Ruimtelijk Ontwikkelingspersepectief voor het gebied. Een regiekader dat gebruikt kan worden bij de ontwikkeling van structuurvisies, bestemmingsplannen, omgevingsinrichtingsplannen etc. van de gemeente. Op verschillende schaal beschrijft het de karakteristieken in het landschap en geeft daarbij ‘regieaanwijzingen’, een term die met zorg is gekozen. Het gaat namelijk heel bewust niet om normen of om welstand, maar om de vraag ‘wat is het gebied?’ Wat zijn de karakteristieken van het landschap, hoe is het ontstaan en kun je daarmee omgaan bij ontwikkelingen, zonder duidelijk omschreven einddoel. Hoek laat mooie voorbeelden zien van hoe je die waarden benoemt en richtingen duidt.

Presentatie van Theo Hoek – Libau (pdf)

In de praktijk

Piet Ziel van de gemeente Oldambt laat vervolgens zien hoe de gemeente daar in de praktijk mee omgaat. Het ‘atlasje’ is samengesteld door deskundigen vanuit Libau en de gemeente, in vijf werkateliers. Dat zorgt voor een groot draagvlak. Ziel geeft voorbeelden van hoe bij aanvragen wordt omgegaan met het atlasje; zoals het inpassen van agrarische bebouwing in de oude lintstructuur, een oude dijk die als structuur zichtbaar moet blijven in het landschap. Een winkelpand dat in oude allure hersteld wordt, maar waardoor de eigenaar wel heel snel de vergunningen binnen heeft.

Presentatie van Piet Ziel – gemeente Oldambt (pdf)

Oordeelsvorming en q-teams

Eric Luiten, rijksadviseur voor landschap en water, gaf tenslotte zijn visie op ruimtelijke kwaliteit en hoe dat te bereiken. Landschappen hebben kwaliteit als ze evident zijn, zichzelf verklaren, een eenvormige en doorgaande ontginning laten zien. Zo werkt het nu niet meer, er zijn nauwelijks nog beperkingen. Luiten pleit voor ‘oordeelsvorming’, met als middel daartoe zogenaamde q-teams van deskundigen met een bepaalde statuur hebben.

Presentatie van Eric Luiten – Rijksadviseur voor Landschap en Water (pdf)

Hoe laat je windmolens landen?

Zo’n atlas werkt goed bij kleine ontwikkelingen op regionale schaal. Bij grote ingrepen heb je andere overwegingen nodig. Zoals bij het plaatsen van windmolens, één van de dicussiepunten. Oldambt is open gebied, daar willen we dus geen windmolens, stellen Hoek en Ziel. Maar in welk landschap passen ze van nature wel? In termen van Luiten: die windmolens zweven boven het Oldambt en is er niet toch een manier om die te laten landen? Misschien als je het advies nóg integraler maakt en de sociaal-economische positie van burgers erbij betrekt. Met deskundigen en de gemeente om de tafel en duidelijk maken dat de gemeente eraan verdient. Vervolgens met bewoners om de tafel, en praten over de voorwaarden.

Zet een groep deskundigen bij elkaar die gezamenlijk de grote lijn uitzet, vanuit gebiedswaarden in plaats vanuit regels. En handel daar vervolgens naar. Dat is de manier van denken die bijblijft na de bijeenkomt ‘Eén advies voor ruimtelijke kwaliteit’.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *